Brakmans benen

 'Jij hebt een groot hoofd,' zei mijn broer onder de deken­rand,' en korte dikke benen.' Dit zijn de opmerkingen die een leven tekenen. Je vergeet ze nooit. De ander is je spiegel. Je moet je leven door met een groot hoofd en korte, dikke benen.

 Woorden van de oudere broer van Willem Brakman, lees je in Water als water (1965), opgenomen in het juist verschenen 'De verhalen'. We hadden het er eens over. In je gymnastiekbroekje op een bank zitten en omlaag kijken naar je opeens wanstaltig dikke dijen.

 'Ook Montaigne stelde een goed gevormd hoofd boven een goed gevuld hoofd.'

 Hoe overleef je je uiterlijk? Brakman geeft dit voorbeeld: 'Een vrouwelijk familielid, dat onder een werkelijk bijzonder dik achterwerk twee zeer dunne beentjes heeft meegekregen, waarvan de dijen ver van elkaar staan en met elkaar, dat wil zeggen tot aan de knieën, een o vormen. Zij mist helaas ook het middendeel van haar lichaam, zodat de ribben direct op de heupbeenderen rus­ten, en verder maakt zij zich met bijzonder veel zorg, maar zonder enige smaak op, wat oogtranende resultaten oplevert. Maar als een rots wandelt zij over het middenpad van de schouwburg, als ik mij dit gewaagde beeld mag permitteren, zonder haast en met de licht ironische blik der heel sterken.'

 In Herfstmaneuver (1962) komen de benen terug: 'Misschien bestonden er wel twee soorten mannenbenen, overwoog Carp terwijl hij slaperig naar zijn dikke dijbenen staarde, die treden afgingen en bleek afstaken tegen het donkere trapgat; de bloedwarme, rolronde en gespierde, en de magere pezige.'

Tags: