Moeder doen

 Rond dat boek van Frank Starik werd gister in de molen in Utrecht een sessie van de Vorlesebühne belegd door Bernhard Christiansen.

 De zon ging schitterend onder en de moederverhalen kwamen. Ik zocht tevoren de Nederlandse literatuur nog af en vond weinig. De moeder van Gerard Reve zit op haar keukenstoel, in hoger sferen, 'eindelijk eens goed gekleed.' Maar de afstand blijft in zijn generatie groot. Vooral tussen zonen en moeders. Remco Campert: 'Dag moeder.'

 Starik las gisteren onder meer: 'Ik vind het maar moeilijk dat mijn moeder een lichaam heeft, het boezemt me afschuw in. Ik zal haar morgen in een rolstoel door het ziekenhuis moeten duwen. Moet ik haar ook uit bed sjorren? Dat verfrommelde restje mens? De vorige keer droeg ze een soort ziekenhuisschort, dat half van een schouder was afgegleden. Wit vlees, blauw dooraderd. Ik durf dat niet aan te raken.

 "We hebben haar op de pot gezet," meldt Laura, die immers ervaren is met de zaken des vleses, de uitgang des levens, Laura, die dat helemaal niet gek vindt.'

 Starik beschrijft machteloosheid, de pijnlijke grenzen van nabijheid. Ooit zette je moeder je op de pot, nu is het godweet jouw beurt. 

Moeder doen?

 Volgende week zaterdag is de Vorlesebühne weer in Utrecht in de Molen. Motto: Moeder doen. Frank Starik is er, Sylvia Hubers en natuurlijk Berhard Christiansen. En ik, met onder meer dit:

'Mijn moeder zag ik laatst op een dijkje. Ze kwam heel voor­zichtig eens kijken, begreep ik. Ik moest haar niet aan het schrikken maken. Ze zal nog wel weer terugkomen. Moeder doen? Mijn moeder deed mij. Ze stierf in 1995. En nog doet ze me.

 De laatste keer verscheen ze in een licht geparfumeerde droom. Op een dijkje. Het mistte, maar de zon kwam er al doorheen, zodat ze oplichtte. Ze droeg wel haar gabardine jas maar met een vermiljoenen zijden sjaal die ik niet kende. Ik zette twee stappen en kwam vlak bij haar. Ze was zoals ik haar nooit gekend had. Mooi, als op vooroorlogse foto's. Ik wist het, eens was ze een mooi meisje. Ik kuste haar. Voelbaar, als een geliefde.

 'Niet doen,' zei ze. 'Doe maar liever niet.'  Maar op een toon die veel open liet. Ik aarzelde.

 'Ik moet weer gaan,' zei ze. En verdween. In de halfslaap daarna wist ik het weer 'ik had met haar moeten trouwen'. Dit is nu bijna twintig jaar geleden. En nog denk ik ‑ kijkend naar foto's van ons twee: 'Vrouwen baren een zoon om later mee te trouwen. Waarom anders.' 

 De mythe van Oedipus spreekt de waarheid. Mijn vader haatte me, heeft nog geprobeerd om me om zeep te brengen. Maar vergeefs.