Wind

 Mijn eerste kinderboek was De wind maakt grapjes van André Leunge met tekeningen van Martin Meijer (1947). De wind - dat is de clou - is de onzichtbare, je ziet alleen wat hij aanricht. Ik hoorde het met open mond aan, kreeg geen genoeg van de plaatjes. Daar was ie!

 In Tijdschrift Terras, nummer 8, vond ik een nieuw windgedicht van Miek Zwamborn, opnieuw aan de waterlijn. Uitspansel:

 Dwars op de wind loopt

een wezen van sneeuw

gewapend met spiegels

traag trekt het de zee achter zich

 

aan explosies van meeuwen

omcirkelen rukwinden van verdwenen dagen

omhoog valt de dag uit de nacht

 

landinwaarts vangt een staande hand

de koele adem wind

waait uit de ogen weg

 

wrikt 's nachts het spreken los

vloeit in handen uit tot meren.

 

 Miek Zwamborn is dezer dagen writer in residence in het Haags Gemeentemuseum waar ze haar werk laat zien in de expositie Getemde Hemel. Op 21 juni sluit ze af met een boek. 

 

Tags: